Op 4 januari was er een artikel te lezen in het ND over het huiswerkproject:
In coronatijd steeg de vraag naar huiswerkbegeleiding voor kinderen enorm, vertelt Tamara Voskuil (23) uit Lunteren. De studente begon als vrijwilliger bij het project ‘Maatjes: Meer dan Huiswerk’ van Stichting Netwerk Dien Je Stad in Ede. Inmiddels heeft ze er een baan als projectcoördinator.
‘Bij Stichting Netwerk Dien Je Stad kunnen kinderen huiswerkbegeleiding krijgen van vrijwilligers, veelal studenten. De begeleiding wordt gegeven op vrijwillige basis, omdat de ouders van deze kinderen een klein netwerk hebben of niet de financiële middelen hebben voor betaalde huiswerkbegeleiding. Het gaat meestal om kinderen die nog niet zo lang in Nederland wonen of die ouders hebben met een migratieachtergrond. Daardoor hebben veel kinderen die bij ons komen een taalachterstand. In maart gingen op een gegeven moment de scholen dicht. Daardoor waren er veel kinderen die meer begeleiding nodig hadden bij het maken van hun huiswerk. Zij konden namelijk geen thuisonderwijs krijgen van hun ouders, omdat sommige ouders niet wisten hoe ze hiermee om moesten gaan. Sommigen van deze ouders spreken de Nederlandse taal niet zo goed of ze weten niet hoe ze hun kinderen kunnen motiveren om aan hun huiswerk te gaan. Hierdoor steeg het aantal aanvragen voor begeleiding bij Maatjes: Meer dan Huiswerk. Alle trajecten konden gelukkig gewoon doorgaan én er kwamen er zelfs meer bij, omdat iedereen overschakelde naar digitale huiswerkbegeleiding.
Waar er voor coronatijd 40 trajecten liepen, werden dat er na de sluiting van de scholen ineens 87. Toen kreeg ik een berichtje van Marianne, de toenmalige projectleider van het huiswerkbegeleidingsproject. Zij vertelde me dat ze op dat moment vrijwilligers tekortkwamen en vroeg of het iets voor mij was. Net als veel andere mensen zat ik op dat moment thuis. Ik zou eigenlijk naar Londen vertrekken om vrijwilligerswerk te doen in een daklozenopvang, maar dat ging vanwege de coronamaatregelen niet door. Ik begon met het begeleiden van een Syrisch meisje. Dit meisje woonde nog maar anderhalf jaar in Nederland. Ze was best slim, maar begreep soms Nederlandse woorden niet, waardoor het voor haar lastiger was om mee te komen met bepaalde schoolvakken. Het is mooi als je een kind vertrouwen kunt geven dat ze het wel kan. Zeker als je weet dat ze het anders thuis gewoon niet redt, omdat ze weken thuis zit en geen school heeft. Dan ontstaat er een enorme achterstand. Voor dit soort kinderen is het, juist in deze tijd, belangrijk dat er begeleiding voor ze is. Zonder deze begeleiding zou de ongelijkheid tussen hen en kinderen die de Nederlandse taal wel goed beheersen veel groter worden. Zij hebben al een achterstand en kunnen vanuit huis vaak niet de steun krijgen om dit aan te pakken. Op een gegeven moment kreeg ik een baan aangeboden als projectcoördinator. Uiteindelijk ben ik gestopt met het een-op-een begeleiden. Ik had het leuk gevonden om daarmee door te blijven gaan, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor vanwege mijn master. Gelukkig kan ik ook nu mijn steentje bij blijven dragen door kinderen te koppelen aan de juiste vrijwilliger, het contact te onderhouden met scholen of mee te denken met vrijwilligers. Vanuit de organisatie wordt mijn werk erg gewaardeerd en dat vind ik fijn, maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Ik wil iets betekenen voor een ander. Daarom ben ik blij als ik positieve verhalen terugkrijg van de vrijwilligers of van de kinderen. Als je terughoort dat je werk echt iets oplevert, is dat heel mooi.’